Schrijver van Venlose 'vastelaovesliedjes' en revues. De op 8 juni 1917 geboren Frans Boermans schreef tal van bekende Venlose carnavalsliedjes, in veel gevallen samen met Thuur Luxembourg en ook met Giel Aerts. Het eerste lied dat de zwagers Boermans en Luxembourg samen maakten was (in 1951) 'Waat zoèl d'r in det fleske zitte?' Daarop volgden tientallen andere liedjes, zoals 'Mien linkerbein en mien rechterbein', 'As de sterre (dao boave Straole)', 'Och waas ik maar (beej mooder thoës gebleeve)', 'Kiek ze kiëke', 'Lekker zunke', 'Wao gaon we haer', 'de Wuiles', ''t Joamerdal'. Enkele daarvan, zoals 'Och waas ik maar', werden in het Nederlands 'vertaald', tot woede van sommige Venlonaren. De Nederlandse versie van 'Och waas ik maar', die Boermans overigens zelf had gemaakt maar waarover hij na de boze reacties het stilzwijgen bewaarde, verkocht enorm goed. Het werd zelfs een platina plaat. Drie van de liedjes die Frans Boermans samen met Giel Aerts maakte, werden uitgeroepen tot beste Limburgse carnavalslied. In 1988 was dat 'Minse wie weej', in 1989 'De Knappe(rikke)' en in 1992 'Waat hebbe we 't toch good'. Frans Boermans, die direct na de oorlog had meegespeeld in de revues van Sef Cornet, zorgde er mede voor dat in de jaren tachtig de Venlose revue-traditie nieuw leven werd ingeblazen. Hij verzorgde een groot deel van de teksten voor de revues 'Waat ennen Tiêd', 'Stel og ens veur' en 'Huzareslaaj'. Voor zijn werk werd Boermans vele malen gelauwerd. In 1971 kreeg hij de Cultuurprijs van de Filmkring Venlo en de Toon Hermans Legpenning van de Bond van Carnavalsverenigingen in Limburg en in 1989 de gouden erepenning van de gemeente Venlo. Bovendien werd hij in 1984 uitgeroepen tot Venlonaar van het jaar.